Over evolutie e.d.

60. De planten komen - 2. De boeren

In het eerste deel van dit serietje is besproken hoe na de ijstijd ons land zijn eerste planten kreeg, zo rond 9000 voor Chr. Daarna zorgden wind, water en dieren voor een geleidelijke aanvoer van allerlei bomen, struiken, vaste planten en eenjarige kruiden. Rond 5300 voor Chr. gingen de mensen een bijdrage leveren: de eerste boeren verschenen in Nederland en brachten hun eigen planten mee.

De eerste boeren

Waarschijnlijk al vóór 7000 voor Chr. ontstond de landbouw in het Midden-Oosten in het gebied van de "vruchtbare halve maan", een boog die loopt van Egypte via Palestina, Syrië en Zuid-Turkije naar Irak. In dit gebied kwamen mensen op het idee om de zaden van wilde grassen niet alleen te verzamelen, maar die ook naast hun tent uit te zaaien zodat ze de volgende keer niet zo ver hoefden te lopen om ze te zoeken. Dat laatste is natuurlijk onzin, maar iets dergelijks zal er wel gebeurd zijn. Maar wat ze zich waarschijnlijk niet realiseerden was, dat als je een akker hebt je niet kunt besluiten om dit jaar maar eens 50 kilometer verderop te gaan wonen, omdat daar meer wild zit. Met andere woorden: de keuze voor een wat meer betrouwbare voedselvoorziening (de landbouw) betekent dat je jezelf verplicht min of meer op één vaste plek te blijven en dat je dus ook je vlees bij de hand moet hebben: zelf beesten fokken dus. En dat alles betekent ook dat het de moeite waard is om op die vaste plek wat meer te investeren in akkers, stallen, opslagplaatsen en woningen en later in dorpen en verdedigingswerken. Het zaaien van wilde grassen heeft dus niet alleen geleid tot landbouw, maar ook tot steden en tot steeds grotere gemeenschappen en overheidsstructuren. Misschien maar goed dat de eerste boeren zich dat niet realiseerden.

In China, Midden-Afrika, Nieuw-Guinea en Amerika is de landbouw ook uitgevonden en waarschijnlijk allemaal onafhankelijk van elkaar. Verrassend is wel dat het allemaal een beetje in dezelfde periode is geweest, ergens tussen 10.000 en 5000 voor Chr. en dat bij allemaal, behalve misschien in Nieuw-Guinea, de wilde grassen een belangrijke rol hebben gespeeld.

60.europa landbouw (82K) Na 7000 v. Chr. verlieten de boeren het Midden-Oosten en 5300 v.Chr. vestigden de eerste zich in Zuid Limburg

Landbouw naar West-Europa

Het bleek dat de eerste boeren een techniek hadden ontwikkeld die beter voldeed dan het jagen en verzamelen waarmee hun voorouders probeerden in leven te blijven. Er kwamen dus steeds meer boeren doordat hun gemeenschappen sneller groeiden en/of doordat de jagers-verzamelaars het boerenhandwerk overnamen. In ieder geval zochten steeds meer boeren vruchtbare grond. In het Midden-Oosten werden in eerste instantie de vruchtbare rivierdalen van de Nijl, Jordaan en de Eufraat en Tigris gebruikt. Maar toen die 'vol' waren ontdekten ze dat de grondsoort die wij löss noemen, ook heel geschikt is voor landbouw. Veel löss ligt aan de noordkant van de Zwarte Zee en daar vestigden zich dan ook al vrij snel de eerste landbouwers. Daarna verspreide de landbouwtechniek zich in Midden-Europa vooral in de löss gebieden. Eén zo'n strook löss volgt ongeveer het dal van de Donau en zo kwamen de boeren in Zuid-Duitsland. In Midden-Duitsland ligt nog een strook löss die doorloopt naar Zuid-Limburg, België en dan richting Parijs. En zo kwamen de eerste boeren in ons land: de bandkeramiekers in Elsloo.

Tegelijker tijd liep een andere expansie lijn langs de zuidkant van de Alpen via Noord-Italië naar Zuid-Frankrijk en dan verder naar het zuiden richting Spanje en naar het noorden richting België. Ergens in Midden-Frankrijk zijn de twee lijnen waarschijnlijk elkaar weer tegengekomen.

Men heeft zich natuurlijk afgevraagd of onze eerste boeren rechtstreekse afstammelingen waren van de "Palestijnen" die de landbouw hadden uitgevonden of dat lokale stammen de techniek hadden overgenomen. Uit DNA onderzoek heeft men geconcludeerd dat de eerste boeren hier nog duidelijke familiebanden hadden met het Midden-Oosten. Maar blijkbaar is de bevolking van Europa in de eeuwen daarna dusdanig door elkaar geschud, dat we waarschijnlijk vooral afstammen van mensen die al eerder in West-Europa woonden en die de kunst van het boeren dus hebben afgekeken van de uitvinders.

60.speltakker (227K) Misschien hebben de graanakkers van de eerste boeren er ongeveer zo uitgezien

De boerenplanten

De boeren verbouwden planten, natuurlijk. De meeste van die planten waren in deze omgeving niet inheems, ze waren inheems in het Midden-Oosten en daar geselecteerd omdat ze het best voldeden voor het boerenbedrijf op die plaats en in die omstandigheden. Eigenlijk is het dus best verrassend dat die planten het hier in Zuid-Limburg ook nog heel redelijk deden. Maar toen de bandkeramiekers zich rond 5300 voor Chr. hier vestigden, waren ze al 2500 jaar onderweg vanuit het Midden-Oosten en ze hadden in die tijd ongetwijfeld hun zaaigoed bewust of onbewust geselecteerd op de beste opbrengsten in het hier koelere en nattere klimaat.

De belangrijkste gewassen van onze bandkeramiekers waren waarschijnlijk de wilde grassen uit het Midden-Oosten, die wij kennen als de granen eenkoorn en emmerkoorn. Dit zijn allebei primitieve tarwesoorten of beter voorlopers van spelt en tarwe. Daarnaast was er nog een voorloper van onze gerst. Ook uit het Midden-Oosten brachten ze peulvruchten mee: erwten en linzen. Voor olie zorgden huttentut en vlas. Vlas is hier ook inheems, maar in het Midden-Oosten was vlas of lijnzaad al vroeg in cultuur en men neemt aan dat de boeren deze cultuurvorm hebben mee gebracht naar onze omgeving. Voor huttentut is dat niet zo duidelijk. Het telen van deze kruisbloemige lijkt later te zijn begonnen en zou dus in Europa ontstaan kunnen zijn.

60.papaver (128K) Waarschijnlijk leverde de papaver olie, maar zeker ook een roes

Er was nog een olieleverancier die veel aandacht heeft gekregen in het onderzoek: de slaapbol, beter bekend als klaproos of papaver of blauwmaanzaad. Deze plant komt oorspronkelijk uit het westelijk deel van het Middellandse Zee gebied en kan dus niet door de eerste boeren meegebracht zijn. Men denkt dat niet alleen de olie maar ook de "speciale" eigenschappen van de papaver de interesse van de boeren hebben gewekt. Kortom, de verdovende, hallucinerende werking van papaver was toen al bekend.

Boerenonkruiden

60.heggenduizendknoop (50K) Zwaluwtong en heggenduizendknoop klommen in de graanhalm en werden mee geoogst

Naast de gewassen die de boeren wilden verbouwen brachten ze ook nog een aantal planten mee die wij akkeronkruiden noemen. Bij de akkeronkruiden kun je weer onderscheid maken tussen de planten die het alleen maar lekker vinden dat de boer ieder jaar de grond omwoeld maar verder zichzelf zaaien. Men noemt die wel onkruiden van hakvruchten. Maar er zijn er ook die met de granen mee geoogst worden, gedorst en daarna ongewild door de boer weer worden uitgezaaid: de graanonkruiden. Ze moeten ongeveer dezelfde cyclus hebben als granen dus ongeveer tegelijk kiemen en rijpe zaden hebben etc. Bovendien moeten ze ongeveer even lang zijn (of in de halm kunnen klimmen), want in de tijd van de bandkeramiekers werd het graan niet 10 cm boven de grond afgesneden maar kort onder de aar. Voorbeelden van akkeronkruiden die de boeren zelf meebrachten waren korenbloem, kamille, perzikkruid, zwaluwtong, akkerboterbloem, bolderik en zwarte nachtschade. De zwarte nachtschade zal waarschijnlijk meer tussen de erwten gestaan hebben dan tussen de granen en dus zullen de boeren weinig last gehad hebben van de giftigheid.

Korenbloem en bolderik waren typische graanonkruiden. Bolderik was een groot probleem omdat het met het graan geoogst werd en de zaden ook na malen en broodbakken nog steeds giftig zijn. Pas zo'n honderd jaar geleden slaagde men erin de bolderikzaden uit het graan te zeven. Toen werd de plant dus ook niet meer ongewild uitgezaaid en nu is die bijna volledig uitgestorven in Nederland. Net als de korenbloem (als hij niet opzettelijk wordt uitgezaaid) en de akkerboterbloem. Er waren nog een paar "graanonkruiden" die later heel belangrijk zijn geworden. Tussen de tarweachtige granen groeiden soms andere granen. Rogge was een graan dat de boeren waarschijnlijk per ongeluk mee hadden gebracht uit het Midden-Oosten. Het groeide tussen de andere granen en ze hadden er waarschijnlijk geen last van. Maar ze hebben ook duizenden jaren lang niet geprobeerd om er een zelfstandig gewas van te maken. Pas zo rond het jaar 600 na Chr. blijkt dat "plotseling" heel Brabant rogge verbouwt en geen tarwe soorten meer.

Een ander graanonkruid was wilde haver. Wilde haver is Europees en de boeren hebben het dus niet meegebracht uit het Midden-Oosten. Maar hoe de haver ontwikkeld werd van een onkruid tot een landbouwgewas weten we niet.

60.wilde haver (103K) Wilde haver was eigenlijk een onkruid in het graan, maar de boer heeft het waarschijnlijk gewoon opgegeten

Boeren op het zand

De eerste boeren kozen natuurlijk de beste grond en dat was in deze omgeving de löss. Maar toch zo'n 2000 jaar na hun komst, zo rond 3500 voor Chr., verschenen de eerste boeren op het zand. Of er op de löss toen geen plaats meer was of dat er andere redenen waren is niet duidelijk. Maar duidelijk is wel dat de veel schralere grond ander eisen stelde. Zandgrond is gemakkelijker te bewerken dan de zware löss, maar na zo'n twintig jaar is de grond uitgeput en moet de boer verhuizen. De boer op de löss had daar geen last van en die bleef eeuwenlang op dezelfde plek al zal hij zeker regelmatig grond braak hebben laten liggen. De boeren in bijvoorbeeld Brabant lijken iedere 20-30 jaar te verhuizen, waarschijnlijk stond dan ook de houten boerderij op instorten. Vermoedelijk bleven ze dan wel in de buurt en zwierven ze in een hele lange cyclus in dezelfde streek rond. Mogelijk waren de grafheuvels daarbij een soort herkenningspunt dat aangaf dat die omgeving bezit was van een familie of clan ofschoon het grootste deel niet bewerkt werd.

Deze manier van boeren had wel erg veel ecologische gevolgen. Door het regelmatig kappen of branden van bos ontstonden veel open plekken wat gunstig was voor allerlei kruiden maar natuurlijk slecht voor het bos. In feite werd het hele ecosysteem duidelijk overbelast want er ontstonden toen al forse heidevelden! Waarschijnlijk bleef dit landbouwsysteem min of meer stabiel tot de komst van de Romeinen. Daarover meer in het volgende artikel.

Jan van Dingenen - 2013.

Artikelen in deze serie

- 2. Overleven en de ijstijd

- 59. De planten komen - 1. Na de ijstijd

- 60. De planten komen - 2. De boeren

- 61. De planten komen - 3. De Romeinen

- 62. De planten komen - 4. De Middeleeuwen

- 63. De planten komen - 5. Christoffel Columbus

- 64. De planten komen - 6. Kunstmest en siertuinen